Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord
Terug naar overzicht

​Onderzoek naar een nieuwe behandeling met EMDR tegen exhibitioneren

    EMDR
    exhibitionisten
    onderzoek

05-12-2017

In 2014 begon Nina ten Hoor met een onderzoek bij de Waag naar een nieuwe behandeling tegen exhibitioneren met behulp van EMDR. Ten Hoor - behandelaar van de Waag Leiden binnen de zorglijn Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag – startte dit onderzoek in het kader van haar opleiding tot klinisch psycholoog. Het idee om exhibitionisten met EMDR te behandelen, ontstond toen ze een artikel las over het eenmalig en succesvol inzetten van deze techniek in de behandeling van gokverslaving.

‘Een gokverslaving heeft overeenkomsten met een seksverslaving omdat het beide geestelijke verslavingen zijn die niet aan middelen gerelateerd zijn,‘ vertelt Nina ten Hoor. ‘Ik vroeg me af of ik de drang tot exhibitioneren met EMDR zou kunnen verminderen. EMDR is een techniek die aanvankelijk is ontwikkeld voor het bestrijden van een posttraumatisch stresssyndroom; door middel van oogbewegingen worden negatieve emoties losgekoppeld van herinneringsbeelden’
Met haar onderzoeksvoorstel won Nina ten Hoor de Innovatie Challenge Award 2014, een prijs van De Forensische Zorgspecialisten – de organisatie waar de Waag deel van uitmaakt - om ruimte te geven aan goede ideeën van medewerkers voor innovatie en ontwikkeling.
Inmiddels is Ten Hoor bijna klaar met het analyseren van de eerste onderzoeksresultaten. ‘Ik heb verschillende metingen gedaan,’ legt ze uit. ‘Zo heb ik fysiologische reacties gemeten bij cliënten, zoals huidgeleiding – dat is transpiratie - en hartslag. Die kunnen iets zeggen over de mate van opwinding die iemand heeft. Ik moet daar ook een kanttekening bij plaatsten want we zien dat de fysiologische verschillen tussen mensen onderling erg groot zijn, dus het is momenteel nog lastig om daar algemene conclusies aan te verbinden. Desondanks lijkt de opwinding bij de proefpersonen aan het eind van de EMDR-behandeling verminderd. Verder heb ik EMDR en cognitieve gedragstherapie met elkaar vergeleken. De behandelingen gaan redelijk gelijk met elkaar op en dat is op zich mooi omdat het aangeeft dat we met EMDR mogelijk een nieuwe, werkzame behandeling erbij hebben. Maar ik wil heel voorzichtig zijn. Mijn grootste probleem is dat ik te weinig proefpersonen tot mijn beschikking heb gehad. Eigenlijk had ik er 86 nodig maar het zijn er maar 21 geworden. Dat is opmerkelijk als je bedenkt dat exhibitionisme het zedendelict is dat het meest voorkomt. Mijn indruk is dat de politie exhibitionisten soms laten gaan omdat ze niet goed weten wat ze met hen aan moeten of omdat ze het te druk hebben om een proces-verbaal op te maken. De overlast blijft, want exhibitionisme is heel hardnekkig.’

Hoewel Nina ten Hoor voorzichtig blijft, heeft het onderzoek tot nu toe een paar veelbelovende uitkomsten opgeleverd. Zo blijkt uit de nameting dat alle deelnemers na behandeling veel minder positief tegen hun exhibitionistische gedrag aankijken. De aantrekkingskracht neemt af. Maar alleen in de EMDR groep was er een veel negatiever gevoel voor in de plaats gekomen. Deze deelnemers ervoeren nu onder meer gevoelens van schaamte of walging als ze eraan terugdachten. Bij de groep die behandeld was met CGT bleven de negatieve gevoelens gelijk. Dat houdt in dat er door de EMDR-behandeling misschien meer bewustzijn ontstaat.
Nina ten Hoor benadrukt dat ze graag door wil met haar onderzoek. Ze zegt: ‘Het onderzoek dat ik tot nu toe heb gedaan, volstaat in het kader van mijn opleiding tot klinisch psycholoog. Maar om een representatief beeld te krijgen van de mogelijkheden van de EMDR-behandelingen, wil ik mijn onderzoek graag verder uitbreiden. Ik heb meer proefpersonen nodig. Ook wil ik graag parallel aan dit onderzoek een tweede onderzoek starten. Met EMDR kan ik mogelijk ook andere groepen zedendelinquenten behandelen, zoals downloaders van kinderporno. Daar zijn er veel meer van binnen de Waag. Ik denk echt dat er iets uit kan komen. Dat hebben we ook nodig, want er is behoefte aan meer evidence-based behandelingen in dit veld.’