21-12-2022
Ongewone seksuele interesses kunnen een risicofactor zijn voor het plegen van een seksueel delict; bij de helft tot twee derde van de seksuele delinquenten is sprake van dergelijke interesses. Maar hoe ontstaan ongewone seksuele interesses? Deze vraag staat centraal in het promotieonderzoek van Eveline Schippers, projectmanager bij de Waag en onderzoeker bij de Van der Hoeven Kliniek.
“We weten dat ongewone seksuele interesses, zoals in kinderen of in exhibitioneren, een risicofactor kunnen zijn voor seksueel delictgedrag”, legt Schippers uit. “Wat we nog niet zo goed weten, is hoe die interesses ontstaan.” Ze inventariseerde daarom eerst de bestaande kennis, met een uitgebreid, systematisch literatuuronderzoek. “We hebben geprobeerd álle beschikbare informatie over dit onderwerp te verzamelen en de kwaliteit ervan te bepalen. Voor zover we kunnen nagaan, was dat nog niet eerder gebeurd.” Uit dat literatuuronderzoek bleek dat ongewone seksuele interesses waarschijnlijk mede ontstaan door factoren die niet vaststaan, maar veranderbaar zijn. “Dat is klinisch relevant, want dat kan betekenen dat dergelijke voorkeuren niet onbehandelbaar zijn.” Twee veranderbare factoren die Schippers verder onderzocht zijn emotieoverdracht en het ‘normatieve tekort’.
Emotieoverdracht
De eerste veranderbare factor die zij intensiever onderzocht was emotieoverdracht. “Emoties roepen een bepaalde opwinding in het lichaam op, en soorten opwinding kunnen in elkaar overlopen. Seksuele prikkels kunnen bij sommige mensen veel meer opwinding oproepen als zij in een emotionele staat verkeren. In een labstudie trad een van de sterkere effecten op bij de emotie agressie of dominantie: wanneer deelnemers een filmpje van een gevecht hadden gezien, en we daarna een seksuele prikkel aanboden, zagen we dat de seksuele prikkel sterker binnenkwam. Als je dat vaak herhaalt, en dat is een mogelijke gedachte hoe ongewone seksuele interesses ontstaan, dan zou op een gegeven moment een emotie zoals boosheid of een geweldsprikkel op zichzelf voldoende kunnen zijn om seksuele opwinding te veroorzaken. Zo zou bijvoorbeeld een seksuele interesse in geweldsprikkels kunnen ontwikkelen.”
Normatieve tekort
De tweede veranderbare factor was het ‘normatieve tekort’ Dat wil zeggen het tekort aan interesse in gewone seksuele prikkels. “Daarbij onderzochten we hoe de mate van seksuele interesse in kinderen zich verhoudt tot de mate van seksuele interesse in volwassenen. We weten dat een grotere seksuele interesse in kinderen een risicofactor is voor seksueel kindermisbruik, maar meestal wordt niet gekeken naar de mate van seksuele interesse in volwassenen. Heeft iemand ook minder interesse in volwassenen, een ‘normatief tekort’, dan zou je kunnen inzetten op het verminderen van dit tekort. Diegene geeft dan misschien minder toe aan de seksuele interesse in kinderen, omdat hij of zij een alternatief heeft. Het gaat er niet om iemands oriëntatie te veranderen, maar om te kijken of je het accent kunt verleggen. Misschien kunnen we een zwakke seksuele interesse in volwassenen sterker maken.”
Praktisch relevant
Het onderzoekonderwerp van Schippers valt op: sinds de eeuwwisseling is veel onderzoek gedaan naar risicotaxatie voor seksueel delictgedrag, maar veel minder naar het ontstaan van ongewone seksuele interesses. Ook de combinatie van verschillende onderzoeksmethoden is bijzonder, want Schippers inventariseerde niet alleen de literatuur. Ze hield onder andere ook een online-onderzoek onder een representatieve groep deelnemers, en onderzocht in een experimentele labstudie hoe seksuele opwinding versterkt kan worden met emotionele prikkels. “Zulke labstudies zijn tegenwoordig vrij uniek, die zag je vooral in de jaren tachtig.” Daarnaast was de praktische relevantie belangrijk, vertelt Schippers. “Wat ik doe is fundamenteel onderzoek: hoe ontstaan ongewone seksuele interesses? Tegelijkertijd is voor mij een belangrijke vervolgvraag wat dit betekent voor de behandeling. In de forensische ggz is er al een focus op impulsen en emoties, hoe je kunt zorgen dat iemand ontspannen blijft en triggers vermijdt. Toch is meer onderzoek nodig, want we weten nog niet goed genoeg hoe iets werkt, bijvoorbeeld welke technieken kunnen helpen om de seksuele interesse in volwassenen te bevorderen.”
Krijgt haar promotieonderzoek een vervolg? “Dat is wel de bedoeling”, zegt Schippers. “In mijn onderzoek kwamen bijvoorbeeld veel zaken naar voren die we nog kunnen onderzoeken. Op dit moment zijn we in het Innovatielab van de Van der Hoeven Kliniek al bezig om de labstudies te herhalen, in een betere setting en met meer mensen, zodat we resultaten verder kunnen aanscherpen.”